Rob Neutelings
Voorzitter Raad van Bestuur van Curio
Waarom ben je lid geworden van de Economic Board?
De uitdagingen waarvoor we in West-Brabant staan, zijn complex. Die kunnen we niet alleen vanuit het onderwijs aangaan. Samen met andere partijen, zoals overheid en bedrijfsleven, lukt het wellicht wél om ze op te lossen. Samen puzzelen vergroot de kans op succes. En West-Brabant gaat me aan het hart. Curio opereert hier, mijn wieg heeft hier gestaan. Ik heb lang buiten de regio gewerkt en woon er al heel lang niet meer. Hier komen voelt steeds weer als thuiskomen. In 2015 begon ik bij Curio, omdat ik het tijd vond iets terug te doen voor de omgeving waarin ik ben opgegroeid. Ik begrijp de cultuur en de mensen. Heel vriendelijk, heel bourgondisch. Die kwaliteiten mogen we niet verliezen, maar we mogen wél wat meer energie tonen.
Wat verwacht je te bereiken?
West-Brabant is een heel mooi gebied om te wonen en werken. Curio levert hier goede vakmensen af, die de economie op gang houden en bijdragen aan een vitale, veerkrachtige samenleving. Die loopt gevaar omdat West-Brabant zich minder snel ontwikkelt dan andere regio’s. Studies die de Board heeft laten uitvoeren, wijzen dat uit. We zullen iets moeten doen om het economische tempo te versnellen, anders gaan we economisch en sociaal achteruit. Dan worden we minder aantrekkelijk om te werken en wonen. We moeten nu bepalen wat nodig is om de regio in de vaart der volkeren op te stuwen. Dat verdienen onze studenten, dat verdienen de inwoners en ondernemers. Dáár zit mijn motivatie.
Hoe komt het eigenlijk dat West-Brabant wat achterblijft?
We hebben slimme mensen daarnaar laten kijken. Er zijn wel factoren aan te wijzen. Zo is de innovatiekracht niet zo groot. En het collectief leiderschap verdient verbetering. We hebben veel mkb, maar niet zo veel grote bedrijven. Ter vergelijking: Als Van der Leegte in Brainport Eindhoven iets zegt, luistert iedereen. Wij hebben relatief veel gemeenten in ons gebied. Niemand staat vanzelfsprekend boven de partijen, geen partij is dominant.
Dat heeft overigens ook een voordeel. Ik denk dat de diversiteit van het mkb een enorme kracht kan zijn, míts het innoveert. Dat doen grote bedrijven makkelijker, dus daar ligt een uitdaging. Juist daar wil de Board dan ook stimuleren en inspireren.
Welke kansen liggen er voor de regio?
Ook dat hebben we onderzocht. De randvoorwaarden van een toekomstbestendige economie zijn: circulair en plantbased produceren. Oftewel, afval minimaliseren en planten zoveel mogelijk als basis gebruiken van wat je ook produceert. Daarmee verleng je de levenscyclus van bedrijfsmodellen en behoud je welvaart voor de lange termijn.
Is ‘plantbased’ kansrijk in de regio, omdat het past in het DNA?
Jazeker, hier worden van oudsher veel landbouwproducten gemaakt én toegepast. Denk aan suikerbieten, denk aan zachtfruit. Dat zie je terug in veel bedrijfsactiviteiten. Er zijn een paar grote, innovatieve spelers, zoals groente- en fruitveredelingsbedrijf Rijk Zwaan en aardappelverwerker Lamb Weston. Daar gebeuren fantastische dingen, maar het kan altijd beter. Die heerlijke frietjes zouden best in een plantbased verpakking mogen zitten. Zulke stappen moeten we samen zetten. Dan worden we een waardevol ecosysteem. Eerst kost innovatie geld, dan wordt het schaalbaar, heb je concurrentievoordeel en maak je winst. Plantbased en circulair produceren, wordt een keiharde voorwaarde. Daar moet je nú op inspelen.
Hoe kun je dit als Economic Board ‘strategisch aanjagen’?
Dat is best ingewikkeld. Recent was ik in Bergen op Zoom op een bijeenkomst met ondernemers over de economische visie. Daar sprak ik met iemand van Lamb Weston, die smeekt om goede vakmensen. Daar sprak ik over het idee van die plantbased frietverpakking. Kijk, onze studenten hebben veel interesse in duurzaamheid. Tegen de oudere generatie zeggen zij: Jullie helpen de planeet naar z’n mallemoer, wij willen er beter voor zorgen. Ze willen werken voor bedrijven die dit belangrijk vinden.
Ik denk dat we dat plantbased en circulair vooral moeten beschouwen als een beweging. Die komt op ons af, dus laten we haar recht in het gezicht kijken. Ze biedt kansen voor iedere ondernemer, óók als dat minder voor de hand lijkt te liggen. Een logistiek bedrijf, bijvoorbeeld, heeft net zo goed te maken met eisen omtrent circulariteit en ecologische voetafdruk. Clubs als REWIN kunnen je helpen antwoorden te formuleren. Mijn oproep is: omarm de beweging, ga met elkaar in gesprek. Dat is gezond eigenbelang voor de toekomst van je onderneming.
Plantbased is geen doel op zich. Als jij keukens produceert, moet je dat vooral blijven doen. Maar je zult wel moeten overstappen op een plantbased product. Dat komt niet op je gevel te staan, bij wijze van spreken, het is ‘gewoon’ een andere productiemethode.
Hoe kun je zo’n ontwikkeling vanuit de Curio-opleidingen bevorderen?
De eindtermen voor mbo-opleidingen worden landelijk bepaald, daar heb je aan te voldoen. Maar docenten kunnen het wel in hun programma’s verwerken. Een tijdje geleden hadden we een bakkerswedstrijd voor een veganistisch worstenbroodje. En vanuit de horeca kwam de wens een volwaardige fifty-fifty burger te maken, half vlees, half plant. Daarop haken wij in. Dus in de uitvoering van het curriculum kunnen we wel degelijk sturen. In de zorg is het weliswaar een stuk ingewikkelder, maar ook dáár zijn maaltijden nodig en ook dáár is enorm veel verpakkingsmateriaal in omloop van bijvoorbeeld medicatie en spuiten. Dat zou toch ook plantbased kunnen zijn?
Ik wil graag benadrukken dat Curio het bedrijfsleven heel actief opzoekt. We doen steeds meer aan kennisontwikkeling. We hebben practoren, vergelijkbaar met lectoren in het hbo. Die maken op een praktische manier kennis toegankelijk voor bedrijven. Voorbeeld: In de Covid-tijd meldde zich een boer die zijn aardappelen niet kwijt kon in de horeca. Hij wilde frietjes gaan leveren aan de supermarkt. Welk ras smaakt het beste, levert het meeste op en welk recept heb ik nodig? Teams van studenten zijn aan de slag gegaan en hebben hem kunnen helpen. Let wel, dat heeft hem door de covidtijd geholpen en zijn bedrijf vernieuwd en toekomstbestendiger gemaakt.
Onze eerste taak is studenten (zowel jongeren als volwassenen) op te leiden voor een baan waarmee ze een boterham kunnen verdienen. Dus we gaan niet luchtfietsen of idealisme bedrijven. In Amsterdam is een opleiding voor puur veganistisch koken. Dat vind ik geen goed idee, je moet veganistisch leren koken binnen een bredere koksopleiding. Dan heb je de beste carrièrekansen.
Anderzijds moet ik je vertellen dat onze opleiding plantenteelt komend jaar niet wordt aangeboden. Er zijn te weinig studenten aangemeld. Dat is ook een realiteit. Willen we het verschil maken, dan moeten we samen die opleidingen vullen: bedrijfsleven, overheid en onderwijs. Aan de startsalarissen ligt het niet, die zijn soms hoger dan na menig hbo-opleiding. Bedrijven staan te springen om goed mbo-geschoold personeel, maar er is te weinig instroom. Deels is dat een demografisch gegeven, deels komt het door ons systeem van het hoogst haalbare: Je kind mág naar de havo of móet naar het vmbo. Voel je? Van die spagaat op de arbeidsmarkt kan ik echt wakker liggen.
Zul je het ooit kunnen veranderen, of is het wensdenken?
We moeten het blijven proberen, met bedrijven en overheid. In Bergen op Zoom heeft de gemeenteraad een motie aangenomen over het belang van het mbo. Dat vind ik mooi om te zien, er is meer waardering voor het mbo gekomen. Iedereen beseft hoe hard we die mensen nodig hebben.
Het is belangrijk dat we keuzes maken en daaraan vasthouden, langer dan de politieke horizon van vier jaar. Daarom hebben we netwerken gebouwd omtrent duurzaamheid, hubs waar ondernemers elkaar treffen. Ze maken connecties en bedenken ideeën die ze zelfstandig nooit voor mogelijk hielden. Een goed voorbeeld is Aviolanda in Woensdrecht, een fantastische bundeling van bedrijven in de luchtvaartindustrie. De luchtvaartindustrie heeft een belangrijke uitdaging om meer circulaire materialen te ontwikkelen en te gebruiken. Een ander voorbeeld is de broedplek Delta Agrifood Business in Bergen op Zoom. Daar staat circulariteit hoog op de agenda. Wat afval is voor het ene bedrijf, is een grondstof voor een ander. Ik hoop dat we veel meer sterke netwerken krijgen door de hele regio. En ik hoop dat we daarmee het collectief leiderschap versterken.
Verwacht je dat leiderschap van de overheid, het onderwijs of bedrijfsleven?
Laat ik het zo zeggen: Ik ben blij dat de Economic Board meer ondernemers telt dan vertegenwoordigers uit overheid en onderwijs. De overheid en het onderwijs kunnen van alles willen, maar verandering komt als bedrijven het heft in handen nemen. De overheid kan wel faciliteren. Ik hoop bijvoorbeeld dat een gemeente bij de uitgifte van bedrijventerreinen voorkeur zal geven aan bedrijven die méédoen aan de plantbased en circulaire beweging.
De Board is geen groeifonds met een paar miljard op de bank. We kunnen niks afdwingen of beoordelen, we kunnen alleen stimuleren om mee te gaan in de beweging, en om de juiste keuzes te maken in het licht van de nieuwe economie. We willen de ondernemer ervan overtuigen dat er kansen liggen, en dat hij die moet pakken voor de toekomst van het bedrijf. Het is een verrijking van je business om die plantbased, circulair en innovatief te maken. Samen kunnen we ervoor zorgen dat West-Brabant zich vernieuwt, economische ontwikkelt met respect voor de natuur, en een fijne woon- en werkomgeving biedt.